De Participatiewet – geen zegen, wel een kans
In de raadsvergadering was de algemene mening: de Participatiewet is een wet die ons wordt opgelegd door “Den Haag”.
De PvdA is van mening dat we daar lang over kunnen klagen en met de vinger naar wijzen, maar dat we het er wel mee moeten doen. En laten we ook eerlijk naar elkaar toe zijn: daar waar veranderingen worden aangebracht kunnen ook kansen ontstaan. Kansen die we als gemeente moeten benutten. Dat is zo duidelijk als het maar zijn kan.
Wat ook duidelijk is – al lang, al jaren – is dat deze wet eraan zat te komen. Alleen de naam en vorm is een aantal keer veranderd, en daardoor is ie uitgesteld. Maar dan nog: we wisten dat het onontkomelijk was en we wisten wat ons te wachten stond. We wisten dat werken naar vermogen anders ingevuld gaat worden.
Ook wisten we dat we een tweedehandsje zouden krijgen en geen nagelnieuwe, net van de band gerolde meterslange four-wheel-drive met 10 jaar gratis brandstof om erin rond te toeren.
En met een tweedehandsje kun je prima vooruit, letterlijk en figuurlijk. Het maakt je tevreden met minder, het maakt je creatief in je keuzes, je vindt inhoud en houdbaarheid belangrijker dan de kleur en het model, je kiest voor een degelijk model dat aan de eisen voldoet.
Met dit tweedehandsje – de derde of is het al vierde variant van deze wet – moeten we het dus doen. En het is aan ons als gemeente hoé we het doen.
We weten hoe het eruit ziet, wat ervan verwacht wordt, en wat ons budget is.
Verder is het aan ons om te bepalen hoe we de rit uitzitten.
De wet zoals deze nu wordt voorgesteld is een prima basismodel.
Er is goed nagedacht over de diverse doelgroepen, over het inzetten van mensen en middelen, over het samenwerken met andere regelingen en wetten.
Ook liggen er verordeningen die dit alles wettelijk en juridisch moeten borgen. Maastrichtse verordeningen. Althans, als Maastricht als gemeente – ook in samenwerking met het Heuvelland – tenminste haar verantwoordelijkheid neemt en eigen identiteit behoudt.
Wat de verordeningen die aan deze wet gekoppeld zijn betreft, blijven we van mening dat Maastricht een wel heel strenge variant kiest vaak.
En ja, het college heeft de vragen beantwoord, maar daarmee hebben ze op een aantal punten ook simpelweg bevestigd dat het kiést voor de strenge variant, al dan niet vanwege afspraken met de Heuvellandgemeenten, of eenvoudigweg vanwege tijd, moeite en kosten.
Dat vinden wij als Partij van de Arbeid, júist in dit college, in deze samenstelling, een alles behalve sociale insteek.
In de behandeling in de commissievergaderingen heeft de Partij van de Arbeid telkens haar zorgen kenbaar gemaakt. Enkele vragen die hierover gesteld zijn, zijn naar onze mening nog onvolledig beantwoord of laten onduidelijkheden bestaan.
Deze zorgen hebben we daarom nogmaals gedeeld in de raadsvergadering en nogmaals verzocht om onze vragen zo duidelijk mogelijk te beantwoorden.
Allereerst hebben wij – evenals een aantal andere partijen, zo bleek in de commissievergaderingen – grote moeite met het begrip tegenprestatie.
Enerzijds de definitie, wanneer is het tegenprestatie en wanneer werk met behoud van uitkering en daaraan gekoppeld de vraag wanneer is sprake van arbeidsverdringing.
Anderzijds de keuze om de maatregel op te leggen met een termijnen van wel 6 maanden.
Er zijn geen voorbeelden van werkzaamheden die in dit plaatje zouden passen.
Zijn dit soort werkzaamheden en werkplekken überhaupt voorhanden? En worden cliënten van Maastricht bijvoorbeeld ook verwacht dat ze hiervoor reizen tussen woonplaats en werk?
In eerdere beantwoording was de reactie van Wethouder Willems: “Er wordt benadrukt dat werkgevers altijd moeten zorgen voor additionele plekken. Er mag nooit sprake zijn van verdringing. Ook niet na zes maanden. Het medezeggenschapsorgaan moet altijd een verklaring van geen bezwaar afgeven.”
Dit klinkt als concrete afspraken met de werkgevers. Hierin ligt volgens ons ook de sleutel tot het wel of niet slagen van de wet.
Het hebben van concrete afspraken met werkgevers zou een prima zaak zijn, ook in navolging van andere gemeenten die dit hebben afgedwongen. Zo heeft bijvoorbeeld Venlo dit bij motie laten vastleggen. Daar hebben ze overigens ook prima de mogelijkheden om over grens te werken benut. Heeft Maastricht hier inmiddels stappen in gezet, of in ieder geval concrete plannen voor?
En dan bedoel ik niet een reactie als “we gaan in gesprek met werkgevers…”.
Want ook dit hebben we niet alleen al lang zien aankomen, het is ook in de oude situatie – zeker met Podium 24 al lange tijd actief – iets wat we toch gewoon op orde moeten hebben?
We hebben ook al eerder aangekaart de rol en verantwoordelijkheid van de consulent.
Maatwerk is prima – graag zelfs. Daar zijn we groot voorstander van. Want alleen zo kunnen we de complexe en soms schrijnende gevallen goed analyseren en de mensen helpen.
Maar in het beleid en in een groot aantal van de verordeningen wordt vaak verwezen naar de bevindingen en het advies – en dus persoonlijke mening – van de consulent. In de commissie heb ik daarom ook al gepleit voor calibratie-sessies. Let erop dat deze medewerkers allemaal de cases op gelijke wijze interpreteren.
En daarop volgt een andere constatering en een kritiekpunt dat het college bij ons nog steeds niet heeft kunnen weerleggen, namelijk de personele bezetting:
De reactie van de wethouder in de laatste vergadering – en dan citeer ik uit het verslag – van vorige week maandag 8 december -: “De medewerkers zijn al en worden nog verder geschoold. Er wordt op dit moment berekend hoeveel fte (full tie equivalent) extra nodig is. De wethouder heeft goede hoop dat de formatie op korte termijn op een goede manier wordt ingevuld.”
Dit was vorige week. .. 3 weken voordat deze nieuwe wet in werking treedt … terwijl we al jaren weten dat deze klus eraan zit te komen.
Gisteren, 16 december, kon het college weliswaar aangeven hoeveel (extra) fte wordt ingezet, maar het kon nog niet al onze zorgen hierover en over andere pijnpunten, wegnemen.
We zijn er nog niet gerust op. We zullen het komende (overgangs)jaar gebruiken om dit alles nauwlettend te volgen.
De evaluatie verwachten we tijdig, uitgebreid en in nauwe samenwerking met de commissie.