Ter voorbereiding van de informatieronde over de Algemene Subsidieverordening stelden Manon Fokke en Maren Slangen vragen aan het college.
Geacht college,
Op 21 januari aanstaande staat de informatieronde over de Algemene Subsidieverordening gepland. Voor deze ronde hebben wij de nodige vragen waarvan we hopen dat ze voor deze ronde beantwoord kunnen worden.
Voor vrijwilligersorganisaties in de gemeente Maastricht is het mogelijk om jaarlijks op basis van de Verordening Vrijwilligersactiviteit welzijn en zorg 2017 van de gemeente Maastricht (hierna te noemen de Verordening) en de Algemene Subsidieverordening gemeente Maastricht 2015 een gemeentelijke projectsubsidie aan te vragen.
Het verzoek om subsidie dient vergezeld te gaan van een projectplan / jaarplan (hierna te noemen: jaarplan) en een begroting die ten grondslag ligt aan de uitvoering van het jaarplan.
Indien het verzoek om subsidie wordt gehonoreerd ontvangt de vrijwilligersorganisatie een beschikking. In deze beschikking staat het bedrag genoemd dat de betreffende vrijwilligersorganisatie ontvangt voor het jaar waarop de aanvraag en derhalve het jaarplan betrekking heeft.
In de beschikkingen worden echter geen resultaatdoelstellingen genoemd. Dat is enerzijds voor het bestuur van een vrijwilligersorganisatie lastig want het is niet duidelijk wat de coördinator moet realiseren in dat betreffende jaar en hoe het bestuur de coördinator moet aansturen. Anderzijds is het onduidelijk wat bij de vaststelling als verantwoording dient te worden voorgelegd om de ontvangen subsidie te kunnen behouden.
Voor de gemeente Maastricht wordt het lastig om te beoordelen of de gemeentelijke doelstellingen worden gerealiseerd door het verlenen van subsidies aan vrijwilligersorganisaties.
Een voorbeeld:
Een stichting ontvangt al vele jaren jaarlijks op basis van de Verordening een gemeentelijke projectsubsidie (basissubsidie) voor de uitvoering van het jaarplan.
Het jaarplan bevat echter een aantal activiteiten die subsidiabel zijn conform het gestelde in de Verordening maar bevat ook activiteiten die niet als subsidiabel kunnen worden aangemerkt omdat het activiteiten betreffen die worden uitgevoerd door een andere stichting of het betreffen activiteiten die worden uitgevoerd door vrijwilligers die op zoek zijn naar gratis ruimte en deze gevonden hebben bij de stichting die subsidie krijgt.
De stichting dient jaarlijks een verzoek om subsidie in bestaande uit een aanbiedingsbrief, een jaarplan en een begroting. De begroting heeft bijvoorbeeld een omvang van € 100.000,00 en de stichting beschikt ook over een spaartegoed van ten minste € 100.000,00.
Stel de gemeente geeft op basis van bovengenoemde gegevens een projectsubsidie.
Wat is het probleem?
– De gemeente noemt geen resultaatdoelstellingen in de beschikking gericht aan vrijwilligersorganisaties;
– De beoordeling van het verzoek om subsidie van vrijwilligersorganisaties vindt nauwelijks plaats;
– Bij de beoordeling van het verzoek tot vaststelling van de subsidie is het van belang dat het geld door de vrijwilligersorganisatie is uitgegeven. Derhalve wordt niet beoordeeld of deze middelen correct zijn aangewend;
– Bij zowel de verlening als ook bij de vaststelling wordt nauwelijks gekeken naar het eigen vermogen van de vrijwilligersorganisatie. Laat staan dat daar gevolgen aan worden verbonden.
– De gemeente kent weliswaar de Verordening maar het gestelde in deze Verordening is niet uitgewerkt in Nadere subsidieregels. Dit betekent dat de subsidietoekenningen in het kader van de Verordening, dienen te passen binnen het beleid in het kader van het sociaal domein van de gemeente Maastricht, en gebaseerd zijn op artikel 4:23, derde lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (incidentele projectsubsidies).
– De gemeente kent jaarlijks op basis van de Verordening subsidie toe die het karakter hebben van een exploitatiesubsidie maar waar de verplichtingen die aan dit type subsidie wordt gesteld niet steeds worden nagekomen in het bijzonder de eisen gesteld worden aan het hebben van reserves en voorzieningen.
Wij hebben ook eens rondgekeken en ter informatie de verordening van provincie Limburg toegevoegd.
En ja, de PvdA is helemaal voor het stimuleren van activiteiten, maar wij vinden wel dat over gemeenschapsgeld verantwoording moet worden afgelegd en ons bekruipt aan de hand van voorbeelden het gevoel dat dat niet altijd gebeurt.
Wij hebben hierover de volgende vragen:
1. Hoeveel organisaties maken gebruik van deze verordening?
2. Bent u het met ons eens dat uw huidige verordening wel erg weinig controle kent? Waarom wel, waarom niet?
3. Kunt u aangeven waarom het college in 2015 in het raadsvoorstel heeft voorgesteld om niet/nauwelijks te controleren?
4. Kunt u aangeven welk bedrag aan subsidie jaarlijks op basis van deze verordening wordt uitgekeerd?
5. Kunt u ons aangeven wat het hoogte bedrag is dat wordt uitgekeerd en wat het laagste bedrag is dat wordt uitgekeerd?
6. U heeft zelf al aangegeven deze verordening onder de loep te nemen. Was bovenstaande daarbij de aanleiding?
7. Op welke termijn kan de raad een nieuwe verordening verwachten en wordt daarbij beter op bovengenoemde punten geacteerd?
Met vriendelijke groet,
Manon Fokke
Maren Slangen